Bonuscultuur praxeologisch beschouwd

24 april 2017 13:47

Bonuscultuur praxeologisch beschouwd

Variabele, afhankelijk van het behalen van vooraf gestelde doelen, beloningen zijn al jaren een doorn in mijn oog. Zo ook winstafhankelijke uitkeringen die aan grote groepen werknemers worden uitgekeerd. Op welke miskende economische grondslag berust het toekennen van dergelijke beloningen en welk gedrag lokt het, in het vooruitzicht stellen van bonussen, uit?

Dat het ongewenst gedrag uitlokt is inmiddels bewezen. Er zijn talloze schandalen bekend geworden rondom het uitkeren van variabele beloningen. Maar op welke miskende economische grondslag het toekennen van variabele beloningen berust, is naar mijn idee nog niet uitgediept. Hoog tijd om daar dan eens wat aandacht aan te besteden.

In de volksmond gaan variabele beloningen door het leven onder de noemer ‘bonus’. Althans een dergelijke omschrijving is veelal terug te vinden in de onderliggende arbeidsovereenkomst of CAO. En het woordgebruik ‘bonus’ is taalkundig ook juist. De betekenis van bonus, volgens de Van Dale, is: iets wat je extra krijgt. Maar dan is het op zich zelf genomen vreemd dat een extraatje, wat doorgaans op basis van vrijwilligheid gegeven wordt, opgenomen is in overeenkomsten. Door het op te nemen in overeenkomsten is er geen sprake meer van vrijwilligheid. Maar laat ik dat maar laten voor wat het is. Het is immers een fait complete.

Maatschappelijk staan bonussen al een poosje in een soort van uitvergrote belangstelling. Niet zozeer omdat bonussen een maatschappelijk fenomeen zijn, maar wel omdat er exorbitante voorbeelden, van een soort van zelfverrijking, landelijke bekendheid hebben gekregen. Ook het boekje waar ik in mijn vorige column over sprak geeft daar een aantal, nogal uit de hand gelopen, voorbeelden van. Het toekennen van bonussen lokt misleidend gedrag uit! Maar, omdat ik naar de miskende economische grondslag wil, laat ik dat ook maar even voor wat het is.

Jan Vis heeft in een inleiding over economische verschijnselen eens gesproken over praxeologie. Het is de tak van de wetenschap die zich bezighoudt met het menselijk handelen. Alfred Espinas was de eerste persoon die deze term opperde in een artikel “Les orgines de la technologie”. Kort en goed gezegd komt het er op neer dat mensen met elkaar handelen om beiden in een betere positie te komen te verkeren. Die betere positie wordt niet per definitie in geld uitgedrukt. Het kan om geluk gaan of een maatschappelijke verbetering etc.

Van uit de zojuist geschetste wetenschap “de leer van het menselijk handelen” ben ik gaan kijken naar de relatie werkgever werknemer. Want ook die relatie komt via de praxeologie tot stand. De werknemer handelt met zijn werkgever - uiteraard onder de conditie “cetirus paribus” - om: 1) zijn arbeid te leveren; 2) in ruil daarvoor een passende vergoeding te ontvangen en 3) de werkgever in staat te stellen duurzame verdiensten te verkrijgen. Logischerwijs klopt het praxeologisch. Beide partijen komen door hun handelen in een, doorgaans financieel, betere positie te verkeren, met voor hen beiden een gevoel van passende wederkerigheid. Als daar geen sprake van zou zijn, dan was er geen overeenkomst tot stand gekomen. Daarmee zou het leerstuk , dat bonussen niet binnen de praxeologie passen, klaar zijn. Maar nee. Klaarblijkelijk bestaat er bij dit menselijk handelen de behoefte iets extra (bonus) te doen, terwijl daar a priori door het verkrijgen van de wederkerig betere positie, praxeologisch gezien, geen grondslag voor bestaat.

Hoe verbaasd kun je dan als, economist, achterblijven met de gedachte dat de actoren in het arbeidsproces (werknemer en werkgever) in de basis een deal sluiten die voldoet aan de voorwaarde van de parxeologie, terwijl dan blijkt dat het achteraf bezien - want bonussen worden nu eenmaal achteraf toegekend - niet voldeed? Voor mij in ieder geval alles behalve dan een logisch te volgen proces.

Een goede lezer heeft inmiddels wel door dat ik een fel tegenstander ben van resultaat gerichte beloningen. Het in het vooruitzicht stellen van dergelijke financiële prikkels nodigt tot pervers gedrag uit. Om dat perverse gedrag in de klauw te houden of in de kiem te smoren worden kosten gemaakt door de organisatie, die ik als weggegooid geld kwalificeer. Betaal een medewerker gewoon wat aan het leerstuk van de praxeologie voldoet , of misschien een beetje meer omdat er controlekosten bespaard kunnen worden, en we zijn allemaal happy. «

Piet Hoogeveen AA MBA RV

Vannu Accountants Adviseurs

www.vannu.nl

terug

Reacties op dit artikel

Reactie plaatsen? Log in met uw account.

Om de gebruiksvriendelijkheid van onze website en diensten te optimaliseren maken wij gebruik van cookies. Deze cookies gebruiken wij voor functionaliteiten, analytische gegevens en marketing doeleinden. U vindt meer informatie in onze privacy statement.