Is privé privé?

18 april 2017 10:16

Is privé privé?

Stelt u zich eens voor: u bent werkgever, u hebt dus een aantal mensen in dienst. Die werknemers hebben uiteraard een privéleven. Dat delen ze regelmatig op Social Media, zoals Facebook, Twitter en Instagram. Vanzelfsprekend hebben uw werknemers een mening over… van alles. Over de asielzoekers, over de Brexit, over de verkiezingen, over het kabinet. En, die mening delen ze graag. En… ze doen ook graag mee aan discussies op Social Media…

Dé grote vraag: mag een werkgever zijn werknemers contractueel verplichten zich fatsoenlijk te gedragen op hun privé Social Media-accounts? Het antwoord is, in zekere zin: Ja. Natuurlijk dient het begrip ‘fatsoenlijk’ te worden omschreven. En, er moet een overduidelijk verband kunnen worden aangetoond door de werkgever dat bepaalde privé-uitingen van de medewerkers het belang van het bedrijf kunnen schaden. Maar er zijn in zekere zin mogelijkheden om uw medewerkers te sturen op wat ze wel en niet op hun privé Social Media accounts doen.

Dus, als uw medewerker op Social Media premier Mark Rutte omschrijft als een ‘geestelijk gestoorde gek’ dan zou dit zomaar toch een probleem kunnen opleveren voor die medewerker. Een werkgever mag bezwaar maken tegen een dergelijke uiting. Natuurlijk, elke casus heeft zijn eigen verhaal. Maar, het zijn wel uitdagingen waar elke werkgever anno nu toch mee worstelt. De vrijheid van meningsuiting is immers een groot goed (wie zou daar aan willen tornen?), maar ondernemers en hun bedrijven hebben ook een belang; zij zijn immers gebaat bij een positieve profilering. En, die profilering komt onder andere tot stand door de medewerkers, die uiteindelijk óók de ambassadeurs van de organisatie zijn. Zeker die medewerkers die zichtbare functies hebben, zoals een rol in de verkoop bijvoorbeeld.

Het was nog maar één van de thema’s die we bespraken tijdens het rondetafelgesprek, dat Hét Ondernemersbelang, medio februari organiseerde in Amsterdam. De deelnemers waren te gast bij Liber Dock advocaten waar eerst smakelijk werd geluncht en waarna de aanwezigen met elkaar verbaal de degens kruisten.

“Foto’s kunnen erg impliciet zijn en kunnen dus verkeerd worden opgevat”

De stellingen die werden voorgelegd, waren de volgende:1. Een werkgever moet zijn werknemer contractueel kunnen verplichten zich fatsoenlijk te gedragen op zijn privé Social Media-accounts.2. Advocaten moeten transparanter zijn; hun tarieven en hun kwaliteiten moeten voor de markt beter vergelijkbaar worden.3. De juridisering van de maatschappij slaat te ver door.4. De advocaat van de toekomst is geen vechter, maar een mediator die oplossingen bereikt.

De deelnemers aan het gesprek waren Marian van Eck, advocaat/partner bij Liber Dock Advocaten en Marleen van Woerden, Senior Associate bij hetzelfde advocatenkantoor, beiden gespecialiseerd in het arbeidsrecht, René Keemink, directeur/eigenaar van KeeminK Design, projectbureau IT en automatisering, Frank Anthonissen, verantwoordelijk voor Noord-Nederland bij Van Mossel Citroën en Bram Fransen, Directeur Datacenter Solutions bij ENGIE en aldaar verantwoordelijk voor het opzetten van een datacenter portfolio.

Stelling 1: Een werkgever moet zijn werknemer contractueel kunnen verplichten zich fatsoenlijk te gedragen op zijn privé Social Media-accounts.

Voordat de deelnemende advocaten aan het rondetafelgesprek het woord werd gegeven, werd getoetst wat de niet-advocaten van deze stelling dachten. Bram Fransen beet het spits af. “Ik ben het zeer oneens met de stelling. In mijn optiek gaat ‘contractueel’ veel te ver. Want, als je iets contractueel vastlegt dan zal je ook een oplossing moeten hebben voor de wijze van handhaving. Bovendien denk ik dat je in eerste instantie vooral het gesprek met de medewerker moet aangaan, als je er achter komt dat hij of zij zich onbehoorlijk gedraagt op Social Media. Dán moet je laten weten wat de impact is op het bedrijf. Kortom, leg het uit.”

Frank Anthonissen sluit zich daarbij aan. “Zoiets moet je niet contractueel willen vastleggen. Maar wat mij betreft moet je mensen er wel op aanspreken als het mis gaat. Natuurlijk! Wijzelf brengen dergelijke kwesties al ter sprake bij een sollicitatiegesprek. We vertellen een potentiële nieuwe collega wat wij zien als ‘gewenst gedrag’.”

Ook René Keemink is het oneens met de stelling. “Ik heb - als werkgever – ooit iemand wel eens aangesproken op het feit dat hij overdag, dus tijdens werktijd, een aantal updates plaatste op zijn eigen Social Media-accounts. Waarom ik hem erop aansprak? Wel, sommige van onze klanten zijn ook persoonlijk ‘bevriend’ met onze medewerkers op Social Media. Ik wil voorkomen dat klanten concluderen dat mijn werknemers gedurende de uren dat ze bezig zijn met projecten voor die klanten, dus ook andere dingen doen. Ik denk dat je dergelijk gedrag kunt aansturen vanuit een verwijzing vanuit de arbeidsovereenkomst. Je zou bijvoorbeeld een Social Media-code kunnen hanteren. Om wat armslag te krijgen. Maar, ik begrijp heel goed dat het lastig is om exact de grens aan te geven wat wel kan, wat niet kan. En, wat wel mag en niet mag.”

Volgens Bram Fransen moet ook het veiligheidsaspect niet worden vergeten. “Stel dat een medewerker een foto neemt van een onveilige situatie en deze op Social Media wil zetten. Foto’s kunnen erg impliciet zijn en kunnen dus verkeerd worden opgevat. Serieuze imagoschade kan het gevolg zijn.”

Marleen van Woerden komt nu als eerste advocate aan het woord. “Je wilt vooral duidelijkheid creëren en voorkomen dat werknemers bewust of onbewust via social media schade toebrengen. Om dit meer in de hand te houden kun je inderdaad een Social Media-code hanteren die onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst, zodat je hierop kunt teruggrijpen als een werknemer over de schreef gaat. Deze code kan zelfs worden toegespitst op een specifieke functie, bijvoorbeeld als iemand vanuit zijn functie een duidelijke voorbeeldrol heeft. Intussen is er al behoorlijk wat jurisprudentie over zaken waarin het Social Media gebruik in de arbeidsrelatie aan de orde komt. Toch is er een groot grijs gebied. Het is écht heel lastig om de grens aan te geven, waar de vrijheid van meningsuiting eindigt en het recht van de werkgever om zijn bedrijf te beschermen begint. Laat staan om dit van te voren uit te schrijven. Wat belangrijk is of Social Media uitingen daadwerkelijk schade berokkenend zijn voor de werkgever en het helpt enorm als werkgever daartoe een helder beleid hanteert.”Collega advocate Marian van Eck knikt en zegt: “Ik adviseer bedrijven altijd om de grenzen aan Social Media gebruik goed uit te werken vanuit de normen en waarden van het eigen bedrijf. Je moet bij een verbod een koppeling kunnen maken met het kenbare bedrijfsbelang en dat verschilt per bedrijf. Maar… je kunt de vrijheid van meningsuiting van je eigen werknemers niet zomaar beperken. Als je dat doet, dan handel je in strijd met de wet.”

Volgens Frank Anthonissen hebben veel grote bedrijven een dergelijke Social Media code al. “Wij sturen onze sollicitanten hier informatie over.” Marleen legt uit dat het altijd goed is om bepalingen op te nemen in bijvoorbeeld een personeelshandboek. “En die stuur je dan ook toe aan de werknemers of communiceer je via het bedrijfsintranet.”

Bram Fransen daarentegen twijfelt echter of deze thema’s nu wel voldoende ter sprake komen bij sollicitatiegesprekken. “Ik denk dat daar nog wel een wereld staat te winnen. Maar lastig blijft het wel. Immers, vrijheid van meningsuiting willen we toch ook koesteren?”

Stelling 2: Advocaten moeten transparanter zijn: hun tarieven en hun kwaliteiten moeten voor de markt beter vergelijkbaar worden.

Marleen van Woerden vangt aan. “Als je het over ‘transparantie’ hebt, dan heb je het eigenlijk met name over de kosten. Liber Dock probeert daarin zo helder mogelijk te zijn. Zo werken wij bijvoorbeeld geregeld met budgetten. We merken dat onze business partners daaraan behoefte hebben en kunnen samen met hen de kosten beheersen. Dat voorkomt verrassingen achteraf.”

Marian van Eck: “Het feit dat de beeldvorming rondom advocaten niet altijd even positief is, begrijp ik soms wel. Ik weet dat er verschillende kantoren zijn die het zogenoemde ‘Piep-systeem’ hanteren. Er wordt dan een factuur gestuurd naar de klant en er wordt gewoon afgewacht of de klant ‘piept’ over de nota. Als hij niet piept, dan is het gewoon omzet in the pocket. Ik vind die mindset echt een slechte zaak. Je doet de relatie kwaad als je zo werkt. Een factuur moet redelijk zijn en mag wat mij betreft nooit een verrassing zijn!”

Bram Fransen stelt ook dat de verdienmodellen van advocaten soms twijfelachtig zijn. “Het is uren maken. Ik vind dat ondoorzichtig. Bovendien weten wij – als niet-advocaten – vaak niet wat de kwaliteit is. Advocaten zouden duidelijker moeten aangeven welke rechtsgebieden beheerst worden en wat ze bijvoorbeeld zouden moeten uitbesteden. Ook zou ik wel eens willen weten wat er nu feitelijk door de stagiaires wordt gedaan. Die uren zouden dus goedkoper kunnen. Ja, op dat vlak wens ik ook meer transparantie!”

René Keemink wijt dergelijke misverstanden vooral aan een gebrek aan communicatie. “Of aan het ontbreken van goede zin in communicatie,” zegt hij. “Een klant zit vaak in een emotionele rollercoaster. Daar wordt door de advocaat soms nog wel eens gebruik van gemaakt.”

Bram Fransen wil van Marleen van Woerden weten wat een advocaat doet als hij vanuit de auto, op weg naar huis, door een klant wordt gebeld. Al is het maar ‘heel eventjes’.

Marleen van Woerden is daar helder over. “Ik breng het in rekening als het een inhoudelijke vraag is in een bestaand dossier. Telefonische advisering is onderdeel van onze dienstverlening. In feite maakt het niet uit op welk moment en waar ik word gebeld, het wordt ook van ons verwacht dat we altijd en overal - ook buiten kantooruren - bereikbaar zijn. Dat betekent natuurlijk niet dat altijd alles maar gerekend wordt. Voor een eerste inhoudelijk telefonisch contact in een zaak rekenen wij bijvoorbeeld niets. Dat zien we als service.”

Marian van Eck zegt dat het haar soms pijn doet hoe de markt tegen advocaten aankijkt. “Ik zou wel eens willen weten wat de advocatuur als geheel aan dat soms negatieve beeld kan doen.” Het antwoord van de andere deelnemers aan het rondetafelgesprek is bijna eensluidend: “Communicatie is het toverwoord. En omschrijf op facturen letterlijk wat je factureert.”

Frank Anthonissen tot slot: “Wij - autoverkopers – worden ook altijd over één kam geschoren. Je kunt dan maar één ding doen: bewijzen dat jij het anders doet. Dat lijkt mij het beste advies.”

Stelling 3: De juridisering van de maatschappij slaat te ver door.

Bram Fransen zegt meteen het hier grondig mee eens te zijn. “Er wordt te snel geprocedeerd. Er lijkt geen tijd meer voor een goed gesprek. En helaas constateer ik toch ook dat er advocaten zijn die dat gesprek niet bevorderen. Dat is immers niet in hun belang…” Frank Anthonissen omschrijft het als de ‘Veramerikanisering’ van onze samenleving. “Ik ben soms bang dat we ons er niet aan kunnen onttrekken.”

Marian van Eck is het ook eens met de stelling. “Kijk nu eens naar de Wet DBA (‘Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties’). Bizar; het zijn alleen maar meer regels geworden, die ook nog eens ondoorzichtig zijn. Iedereen heeft er last van. Maar het is echt niet waar dat advocaten alleen maar willen procederen. Ik zie juist een verandering van de mindset, ook bij collega- of concurrent-advocaten. Het klantbelang behoort leidend te zijn; vaak is het voor de klant veel beter de zaak te regelen dan uit te procederen.”

Haar collega Marleen van Woerden is het niet geheel eens met de stelling. “Het is maar hoe je het bekijkt. Juridisering van de maatschappij is niet per se erg, mits het goed gebeurt, je kunt er ook duidelijkheid mee creëren en procedures voorkomen. Dus, meer juridisering aan de voorkant (bij wetgeving) en minder juridisering in het vervolg (minder procedures).” René Keemink is het daar grondig mee eens. “Investeer aan de voorkant! Voorkomen is beter dan genezen.”

Stelling 4: De advocaat van de toekomst is geen vechter maar een mediator die oplossingen bereikt.

Bram Fransen zegt het eens te zijn met deze stelling om een bijzondere reden. “In de stelling zit namelijk ‘hoop’ verborgen. Ik haat vechten. Ik verbind liever. En als je met een advocaat in de mediatorsrol die verbinding tot stand kunt brengen, dan scheelt dit heel wat negatieve energie.”

Marleen van Woerden zegt dat ze in haar werk als advocate de ene keer een vechter is, de andere keer een mediator. “Eigenlijk ben ik dus allebei. Het is heel erg afhankelijk van de casus en ook van wat de klant wil.” Marian van Eck: “Wij zijn als kantoor gestart met innovatieve infographics. In één plaatje laten wij de klant zien waar de angel in het conflict zit en wat de mogelijke consequenties zijn van iedere keuze. Dit bespaart de klanten veel leeswerk. En, ze begrijpen het juridische gesteggel beter. Ik hoop dat deze inzichten bijdragen aan een beter begrip en dat er dus eerder wordt gekozen voor goede praktische oplossingen of mediation. Ik zie dat in de praktijk ook steeds vaker gebeuren.”

Ook René Keemink ziet in de stelling een stukje ‘hoop’. “Ik kan alleen maar de wens uitspreken dat er minder geprocedeerd wordt. Allemaal negatieve energie. Dat er conflicten en discussies zijn, dat begrijp ik. Iedereen heeft zijn eigen belang, maar laten we het liever oplossen met mediation. De advocaat zou dat prima kunnen.”

Om de uitsmijter van Frank Anthonissen wordt ten slotte hartelijk gelachen. Frank: “Ik vind het heel lastig om te oordelen of de advocaat van de toekomst een vechter of een mediator moet zijn. Ik heb gelukkig nog nooit te maken gehad met een advocaat. Ik heb veel discussies en conflicten zelf kunnen oplossen… Dit zegt toch eigenlijk al genoeg…?” «

Tekst: Jerry Helmers // Fotografie: Blinkfotografie

 

terug

Reacties op dit artikel

Reactie plaatsen? Log in met uw account.

Om de gebruiksvriendelijkheid van onze website en diensten te optimaliseren maken wij gebruik van cookies. Deze cookies gebruiken wij voor functionaliteiten, analytische gegevens en marketing doeleinden. U vindt meer informatie in onze privacy statement.