Geld verdienen in de circulaire economie

10 oktober 2018 08:50

Geld verdienen in de circulaire economie

Volgens het oude denken kost de circulaire economie alleen maar geld. De praktijk is inmiddels beduidend anders: er wordt geld verdiend in en aan een economie die erop gericht is afvalloos te functioneren. Daarvan getuigden de deelnemers aan het tafelgesprek over circulaire economie bij 4PET Holding in Duiven.

Hans Kuipers is directeur en mede-eigenaar van 4PET Holding. Het bedrijf verdient geld met het recyclen van PET-flessen. Daarnaast wordt er druk gewerkt aan een productielijn voor de recycling van de plastic bakjes en schaaltjes waarin producten in winkels worden aangeboden. Dat kan gaan om de bakjes voor vlees tot de bakjes waarin de friet met mayonaise verkocht worden. “Wij zijn de eerste fabriek ter wereld die dat gaat doen. Als het gaat draaien zijn we honderd procent circulair binnen de ketens waarin we actief zijn. Van alle afval die in de ketens komt, maken we nieuwe bijproducten”, vertelt Hans Kuipers met gepaste trots.

De financiering van dit soort nieuwe circulaire ontwikkelingen baart hem nog de nodige zorgen: “Financiering is een interessant punt. De banken kijken namelijk naar het verleden bij het beoordelen van een kredietaanvraag. Maar bij dit soort ontwikkeling ligt er nog geen geschiedenis en zijn er nog geen grafieken of statistieken.”

Sander Jansen voelt zich aangesproken en reageert meteen. Hij is accountmanager groot-zakelijk bij Rabobank Arnhem en omstreken. De bank is actief op het gebied van de circulaire economie en organiseert onder andere zogenaamde CE Challenges, met als doel om samen met bedrijven van tekentafel naar concreet circulair ondernemen te komen. Ook was de bank betrokken bij het onlangs in gebruik genomen circulair fietspad in Zevenaar.

Over de financiering van circulaire bedrijvigheid zegt hij: “Banken hebben inderdaad die eigenwijze houding om terug te kijken. Wat heeft een bedrijf de afgelopen jaren aan duurzame activiteiten gedaan? Maar met het geld dat je in het verleden hebt verdiend, kan een bedrijf geen toekomstige lasten betalen. Wij hebben daarom behoefte aan betere voorspellingen. Dat is nog een bottleneck. We willen weten of die duurzame innovatie resultaat zal hebben. Want als we dat weten is het niet ingewikkeld. Maar innovatie heeft juist alles te maken met onzekerheden.”

Gert Jan de Gier vindt dat een lastig verhaal. Hij is directeur van Luijtgaarden handelsonderneming, specialist in gebruikte en nieuwe dakpannen. Luijtgaarden ontwikkelde een concept waarbij het nieuwe dakpannen verzorgt en de oude inneemt voor hergebruik. De kracht van de formule is dat de oude pannen een op een terug op het dak komen.

Wanneer de kwaliteit niet voldoende is worden er andere toepassingen benut zoals schanskorven of een waterkering. Gert Jan de Gier is ook directeur bij New Cicle. Dat bedrijf inventariseert welke waarde er nog in slooppanden zit en maakt vervolgens een afweging inzichtelijk tussen ouderwetse sloop en een – vaak kansrijk- circulair model met hergebruik. Over het financieringsvraagstuk voor het starten van een nieuw bedrijf of een start-up zegt hij: “Ik ben bij een aantal circulaire initiatieven betrokken geweest, waar een uitstekende businesscase aan ten grondslag lag. Maar vaak doet de financier dat af als een verwachting die niet te staven is met statistieken of in het verleden behaalde resultaten. Dan is traditionele financiering erg lastig, zo is onze ervaring.”Sander Jansen: “De kwaliteit van de verwachting, daar gaat het volgens mij om. Hoe goed kun je daadwerkelijk die verwachting onderbouwen?”

Versnelling

Frank Croes ziet kansen. Hij is verantwoordelijk voor de minor circulaire economie bij de Hogeschool voor Arnhem en Nijmegen. Als programmamanager circulaire economie is hij betrokken bij de ontwikkeling van een masteropleiding op dit terrein die in september 2019 van start gaat. Zijn antwoord op de financiering van circulaire projecten ligt onder andere bij lange termijn lease relaties: “Dan is de contractenportefeuille een harde indicator om zekerheid te borgen. Dat is een manier. Maar het punt is dat we snel moeten innoveren. En innoveren betekent risico’s nemen, want je weet nooit zeker of je succesvol bent. In hoeverre is de bank bereid risicokapitaal te verschaffen? In het verleden was een bank dat nooit. En dat zal de bank gezien de huidige wetgeving nu ook niet snel doen.”

Franske van Duuren wil naar andere bronnen van financiering zoeken. Ze is programmamanager bij Stichting Kiemt. Kiemt is sinds 2005 een netwerk van bedrijven, kennisinstellingen en overheden, bedoeld om innovaties voor energietransitie en circulaire economie te bevorderen. Ze stelt: “We zijn nu in Gelderland bezig om al die kleine en middelgrote fondsen die we hebben op het gebied van vroege fase financiering, bij elkaar te voegen. De Rabobank zit er als partner bij. Die heeft gezegd: wij kunnen dat vroege fasenstuk niet financieren. Maar we kunnen kijken of we in dat fonds kunnen participeren en met onze businessondersteuners jonge starters helpen zodat ze hun onderbouwing kunnen waarmaken. Er is dus wel degelijk een tendens om het financieringsvraagstuk in de circulaire economie op een andere manier aan te pakken.”

Franske van Duuren signaleert dat in Gelderland ook stappen worden gezet naar een gezamenlijke ondersteuningsstructuur. Dat gaat er onder andere toe leiden dat ondernemers niet langer op tal van plaatsen moeten pitchen, maar dat bij één van de drie ingangen - voor food, health of technologie en overige sectoren- kunnen doen. Dit draagt volgens haar bij aan de broodnodige versnelling van circulaire innovaties.

Rapporteren

Jos de Bruin is programmamanager bij Groene Alliantie de Liemers, een initiatief dat zich richt op de verduurzaming van energie, grondstoffen en mobiliteit in de regio. Kennisinstituten, overheid en bedrijfsleven stimuleren binnen de Alliantie gezamenlijk verduurzaming. Jos de Bruin schuwt een filosofische overweging niet: “We hebben het over geld, over euro’s. Ons hele boekhoud- en verantwoordingssysteem is erop gericht. Maar er is ook nog zoiets als ecologische en sociale waarde. Dat moet in samenhang kloppen. Dus kunnen we niet een boekhouding inrichten die ook sociale en ecologische waarden meeneemt?”

Volgens Frank Croes wordt daaraan gewerkt. Hij noemt de international integrated reporting councel, een denktank met onder andere alle grote accountantskantoren. Daar wordt gesproken over een transitie van louter financieel rapporteren naar meervoudig rapporteren. Dat betekent dat bedrijven de verplichting krijgen om op meerdere waardestromen te rapporteren dus ook op de sociale en ecologische-. Hij voorziet dat dit soort ontwikkelingen onderdeel uit gaan maken van toekomstige wetgeving. En wel sneller dan menigeen zich realiseert. Frank Croes: “Strategisch doordenkend betekent die gebalanceerde groei ook veel meer stabiliteit en continuïteit in de economische groei.” Jos de Ruiter blijft kritisch. Want het is nog niet zover. “En we zijn nog lang niet zo ver dat de aandeelhouder er ook waarde aan hecht. Dat is echt een mentaal vraagstuk.”

Businesscase

Joost Brouwer noemt in dit verband de tripple bottom line businesscase. Hij legt uit: “Stel dat je een businesscase maakt met een investering van een ton en een terugverdientijd van tien jaar. Je kan zeggen dat die tien jaar terugverdientijd te lang duurt. Maar met een sterke CO2-reductie in die case en werkgelegenheid voor jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt wordt het een heel ander verhaal. Als je daar ook waarde aan hecht, kan de businesscase gaan lopen.” Joost Brouwer is partner bij Firm of the Future. Zij helpen organisaties met de transformatie naar duurzame en toekomstbestendige organisatie. Daarbij gaat het bij Firm of the Future niet om een marketingsausje aan het eind maar juist om de integrale aanpak waarbij duurzaamheid in het DNA van de organisatie komt. Jos de Bruin: “Dat is precies waar het om gaat, van individuele kosten naar collectieve waarden en naar collectieve investeringen.”Joost Brouwer ziet ook veel in het businessmodel dat hij omschrijft als product as a service. Daarbij gaat het om het verkopen van diensten in plaats van producten.

Als voorbeeld noemt hij Auping dat geen bedden maar nachtjes slapen verkoopt aan een grote hotelketen. Auping houdt de bedden in eigen beheer en wordt daardoor uitgedaagd om topkwaliteit met een lage service- en onderhoudsgraad te produceren. Joost Brouwer ziet die nieuwe manier van denken al bij jongeren. Die hoeven geen eigen auto maar hebben behoefte aan mobiliteit die hun van A naar B brengt. En de wasmachine hoeven ze ook niet te bezitten als ze kunnen betalen per wasbeurt. Dit heeft ook een positief milieu effect aangezien dan alleen wasbeurten met volle machines worden gedraaid.

Jos de Bruin betrekt product as a service ook op PET-flessen: “Als de fles van de producent blijft dan heeft hij er alle belang bij dat die fles gerecycled kan worden want het blijft zijn fles.” Kwaliteitsmanager bij de 4PET Holding, Fred Koning: “Precies wat duurzaam architect Thomas Rau zegt: als het materiaal eigendom blijft van degene die het ontgint of produceert dan behoudt het waarde en komt het terug.”

Frank Croes: “Dan ga je in de ontwerpfase al nadenken over tweede of derde levenscyclus en maximale continuïteit van materialen.”Gert Jan de Gier ziet dit combineren al terug in de ENVI-bestekken: “Wanneer een opdracht gegeven wordt, zeker vanuit de overheid, dan liggen daar voorwaarden aan ten grondslag die niet alleen financieel zijn, maar ook sociaal, en milieutechnisch. Grote aannemers moeten vijf procent Social Return on Investment in hun bestek opnemen. Overheden hebben de taak kaders en regelgeving te creëren voor een circulaire wereld. Vervolgens is het aan private initiatieven, ondernemers, om projecten circulair én economisch verantwoord op te pakken. Ook dat laatste. Want ik ken geen bedrijf dat jarenlang zonder winst door gaat. Als er geen muntjes binnen komen dan gaat het hek dicht.”

Combineren

John Schraven is de nieuwe innovatiemakelaar voor de regio Liemers. Hij doet dat via het Regionaal Centrum voor Technologie. Dat verbindt vragen van ondernemers met een antwoord dat andere ondernemers al hebben. Het doel is om innovatie te versnellen, duurzaamheid te vergroten en de economie van Gelderland te versterken. Hij vat de discussie samen met: “Ik denk dat we toegroeien naar een collectief innovatiemodel waarbij een maatschappelijke businesscase gecombineerd wordt met een zakelijke businesscase. Zo ver is het nog niet. In de overgangsperiode moeten bedrijven de kans krijgen om zich te transformeren. Ze moeten de ruimte hebben om te groeien in een businesscase met meervoudige waardecreatie, die door de overheid gewaardeerd wordt. Die overgangsperiode vraagt om een collectief innovatiemodel waarbij ook de overheid leert denken in maatschappelijke businesscases.” John Schraven denkt dat veel te winnen is door slim te combineren: “Je kunt ook een dienst ontwikkelen om materialen terug te winnen, dat heet urban mining. De waarde van het afvalproduct in combinatie met een dienst creëert een nieuwe businesscase waardoor oplossingen mogelijk worden.”

Franske van Duuren ziet dit als een uitdaging voor de overheid: “De overheid zal naar een nieuwe manier van aanbesteding moeten komen en kan die andere elementen in een circulaire aanbesteding nog niet goed inschatten. Er zijn nu nog strakke regels vervat in een vooraf opgesteld programma van eisen. Terwijl het beter is om bij circulair aanbesteden eerst samen met een aantal partners te bekijken wat ze op circulair gebied kunnen bieden. Al die aspecten kunnen meegenomen en gerangschikt worden om er vervólgens een programma van te maken. Dan ligt de situatie minder van tevoren vast. Er zijn volop mogelijkheden om dan nader in te vullen. Maar je spreekt wel uit dat je met elkaar aan de slag gaat. Vertrouwen en samenwerken zijn sleutelbegrippen.”

Wetgeving

Fred Koning constateert dat wetgeving nog te vaak remmend werkt op innovaties: “Dan worden bedrijven gehinderd door wet- en regelgeving. Ik ken hele zinnige circulaire initiatieven, maar als je er vervolgens mee aan de slag wilt, dan heb je binnen de kortste keren de milieudienst over de vloer. Recent was in het nieuws dat tomaatjes niet op de markt mogen komen omdat ze te klein zijn. Hoezo? Het is een plant en dit is het formaat dat die heeft als gevolg van het vocht dat er valt. Aan dat soort uitwassen moeten we wat doen. De regelgeving moet afgestemd worden op waar we naartoe willen. Dat moet je niet achteraf doen, maar vooraf, want anders wordt iedereen beperkt in z’n mogelijkheden.”

Franske van Duuren: “Misschien moet er een punt komen waar al die regels verzameld worden en waar we kunnen kijken hoe we regelgeving kunnen vereenvoudigen. Bedrijven komen er niet meer uit en ze moeten ergens een punt hebben waar ze dat neer kunnen leggen.”

Frank Croes: “Regels zijn geen doel maar een middel. Het gaat erom dat je het economisch, ecologisch en sociaal beter doet. Economische wetten zullen ons op termijn gaan dwingen om op een andere manier te gaan werken met grondstoffen en waar mogelijk biobased. Miscancell, houdt zich bezig met de productie en industrieel toepassen van olifantsgras. De groei van dat olifantsgras is een natuurlijk proces dat onder invloed van de zon tot resultaat komt. Dat is oneindig. De kunst is om op slimme manier van de biocapaciteit van de aarde gebruik te maken. Uiteindelijk is dat per saldo goedkoper, beter en leidt tot meer sociaal comfort.”

Marcel van de Peppel is blij met deze voorzet. Hij is CEO en het technisch hart van Miscancell, dat gevestigd is op het IPKW-industrieterrein in Arnhem. Een aantal jaren geleden is het bedrijf gestart met de kweek en bioraffinage van Miscanthus, het olifantsgras. Op basis daarvan ontwikkelde Miscancell een concept om het gewas te fileren in componenten, die als hoogwaardige componenten in de industrie gebruikt kunnen worden. Onder ander voor papierindustrie en de chemische industrie. Lignine is een stof die gewonnen wordt uit Miscanthus. Het kan gebruikt worden in asfalt. Marcel van de Peppel: “In asfalt kunnen we vijftig procent van de gebruikte betumen vervangen door onze lignine en daarmee stoten we tevens in de asfaltcentrale minder CO2 uit.” Het is voor Miscancell ook lastig om toekomstige ontwikkelingen gefinancierd te krijgen. Dat heeft volgens hem deels te maken met de scale of economics. Miscancell is nog klein. Er is een redelijke investering nodig om op een behoorlijke schaal te gaan opereren. Miscancell probeert het verschil te maken met de incentives. Duidelijk maken waar het verschil in zit voor de investeerder. Marcel van de Peppel: “Lastig is dat investeerders zich verbeelden dat wij iets geheel nieuws doen. Maar we vervangen bestaande grondstoffen op een niveau dat concurrerend is. We kunnen beslist concurreren met de pulpindustrie. Miscanthus is een nieuw product en een nieuw proces. Dat is het stigma dat eraan kleeft.”

Spanningsveld

Er blijkt op meerdere terreinen een spanningsveld te bestaan met de huidige traditionele, lineaire economie. Hans Kuipers: “PET-flessen zijn goed te recyclen. Ze zijn redelijk gestandaardiseerd, qua doppen, labels en lijmen. Maar de trees, de schaaltjes en bakjes van plastic waar we nu mee aan de gang willen, daar is geen wetgeving, geen standaard voor. Elke bedrijf verpakt op zijn eigen manier. Met slechte labels en lijmen die zelfs bij honderd graden niet te verwijderen zijn. Zo zijn er ook meerlagige folies in de handel die niet te scheiden en daardoor niet her te gebruiken zijn. Terwijl je in 99 procent van de gevallen met monomateriaal of andere oplossingen kunt werken. Mijn oproep aan de verpakkers, de Albert Heijns, de Heinekens en andere grote ketens is dan ook: kijk naar design for recycling. Met name de commerciële afdelingen willen een kleurgebruik dat hergebruik ernstig bemoeilijkt. Terwijl je toch een hele heldere fles kan maken met sleeves eromheen waar je fantastisch design op kwijt kunt.”

Fred Koning vult aan: “Er zijn twee redenen om traditionele verpakkingen te ontwikkelen. De eerste is functionaliteit. Daar ontkom je niet aan. Wil je chips, kruiden en vetten goed houden dan zal je verpakking aan bepaalde eisen moeten voldoen. Dat blijft overeind. Maar laten we eens druk uitoefenen op al die marketingargumenten, want die zijn feitelijk niet nodig en staan hergebruik in de weg.”

Consument

Het is aan het eind van het tafelgesprek duidelijk dat er nog een weg te gaan is voordat de lineaire economie is omgebogen naar een circulaire. John Schraven betoogt uit eigen ervaring hoe lastig het is om het ‘hardnekkige’ oude denken te laten varen. Toch ziet hij kansen als we meer integraal gaan denken. Het laatste woord is voor Franske van Duuren. Ze kijkt naar de rol van de consument: “Hoe kun je de consument die slag naar duurzaamheid laten maken? Onderwijs is belangrijk voor de bewustwording. Kinderen moeten een nieuw besef krijgen. Ook supermarkten moeten hun verantwoordelijkheid nemen; nu nog moet Wakker Dier supermarkten dwingen om dieronvriendelijke producten uit de schappen te nemen. Ik denk dat inzicht in de productiemethoden de consument helpt om beslissingen te nemen. Hij kan verspilling, milieueffecten, kinderarbeid, maar ook juist duurzame productie en hergebruik mee laten wegen bij de beslissing over zijn aankoop.” «

terug

Reacties op dit artikel

Reactie plaatsen? Log in met uw account.

Om de gebruiksvriendelijkheid van onze website en diensten te optimaliseren maken wij gebruik van cookies. Deze cookies gebruiken wij voor functionaliteiten, analytische gegevens en marketing doeleinden. U vindt meer informatie in onze privacy statement.