Voor ondernemers en dga’s speelt box 3 een grotere rol dan vaak wordt gedacht. Veel privévermogen ís immers nauw verbonden met het bedrijf: spaargeld als liquiditeitsbuffer, beleggen voor pensioenopbouw, of vastgoed dat bewust privé is aangehouden.

Door het kerstarrest van de Hoge Raad moest het oude systeem worden afgebroken en vervangen. Dat leidt tot drie fases:

  1. de Overbruggingswet (huidige systeem 2023–2027)
  2. jaarlijkse aanpassingen in tarieven en vrijstellingen
  3. een nieuw stelsel op basis van werkelijk rendement vanaf 2028

Deze fases raken ondernemers direct. Niet alleen door hogere lasten op beleggingen en vastgoed, maar vooral door de vraag: waar hou je vermogen het beste aan – in privé of in de bv?

Hoe box 3 nu werkt (2025)

Drie vermogenscategorieën

Het huidige systeem werkt met drie categorieën vermogen:

  • Banktegoeden (spaar- en betaalrekeningen, contant geld)
  • Overige bezittingen (beleggingen, tweede woningen, vorderingen, crypto)
  • Schulden

De Belastingdienst berekent voor elke categorie een fictief rendement. Vervolgens wordt daar belasting over geheven tegen 36 procent.

Voor ondernemers is dit vooral van belang omdat veel vermogenssoorten onder ‘overige bezittingen’ vallen. Juist daar liggen de hoogste fictieve rendementen.

Forfaitaire rendementen 2025

Voor de aangifte 2025 gelden:

  • banktegoeden: 1,44 procent
  • overige bezittingen: 5,88 procent
  • schulden: 2,62 procent

Voor ondernemers met beleggingen of een tweede woning in box 3 is de categorie ‘overige bezittingen’ de pijnpunt-categorie. De fictieve 5,88 procent wordt namelijk toegepast, ook in jaren met lage of zelfs negatieve rendementen.

Heffingsvrij vermogen

In 2025 geldt een vrijstelling van:

  • € 57.684 per persoon
  • € 115.368 voor fiscale partners

Veel kleine buffers blijven daarmee buiten schot, maar voor ondernemers met beleggingsportefeuilles, privé-vastgoed of hoge liquiditeiten telt het snel op.

Wat verandert er vanaf 2026?

Het kabinet heeft al contouren geschetst voor 2026, maar deze moeten nog parlementair worden behandeld. Twee elementen springen eruit:

1. Lagere vrijstelling

Het heffingsvrij vermogen wordt verlaagd naar € 51.396 per persoon (voorgenomen). Voor partners samen komt dat neer op iets meer dan een ton.

2. Zwaardere ficties voor beleggers en vastgoedbezitters

Het forfaitaire rendement voor overige bezittingen wordt verhoogd naar 7,78 procent (voorgenomen).

Dit betekent dat ondernemers met privébeleggingen, vastgoed of vorderingen opnieuw zwaarder worden belast, nog vóór het nieuwe stelsel ingaat.

De tegenbewijsregeling: essentieel voor ondernemers

Er is één belangrijke escape: de tegenbewijsregeling. Als je werkelijke rendement lager is dan het forfait, kun je heffing over je werkelijke rendement vragen.

Belangrijk voor ondernemers:

  • Bij gebruik van deze regeling vervalt het heffingsvrij vermogen.
  • De regeling geldt per jaar, en je hebt goede administratieve onderbouwing nodig.
  • Bij negatieve rendementen (bijvoorbeeld koersdalingen of waardedalingen in vastgoed) kan het gunstig zijn.
  • Bij positieve rendementen is het forfait mét vrijstelling vaak gunstiger.

Het betekent dat ondernemers voortaan echt moeten rekenen: elk jaar opnieuw kiezen voor forfaitair rendement of werkelijk rendement kan grote verschillen in belastingdruk opleveren.

Het nieuwe stelsel vanaf 2028: werkelijk rendement wordt de norm

Vanaf 2028 moet box 3 aansluiten op het daadwerkelijke rendement. Het wetsvoorstel dat nu bij de Tweede Kamer ligt is hybride:

  • Vermogensaanwasbelasting op jaarlijks inkomen én ongerealiseerde waardestijgingen (bijvoorbeeld beurskoersen).
  • Vermogenswinstbelasting voor moeilijk waardeerbare vermogensbestanddelen of vastgoed, waarbij je pas bij verkoop belasting betaalt.

Voor ondernemers betekent dit:

  • Vastgoed in privé krijgt een andere fiscale behandeling dan nu.
  • Jaarlijkse waardestijgingen van beleggingen worden belast, ook als er geen geld vrijkomt.
  • Administratie wordt intensiever: denk aan waarderingsbewijzen, dividendstromen, kosten, aankoopdata en verkoopmomenten.

De exacte invulling kan nog wijzigen, maar duidelijk is dat de belastingdruk voor privébeleggingen én vastgoed waarschijnlijk oploopt.

Wat betekent dit concreet voor ondernemers en dga’s?

1. Privé sparen als buffer

Veel ondernemers houden spaargeld privé aan voor onzekere periodes. Met de lage forfaitaire spaarrente blijft dit relatief gunstig, maar:

  • de lagere vrijstelling vanaf 2026 zorgt dat je sneller in de heffing valt
  • grote privé-buffers worden duurder

Vooral ondernemers die bewust hoog privé-spaargeld aanhouden, moeten opnieuw rekenen.

2. Beleggen in privé als pensioenopbouw

Als alternatief voor banksparen of pensioenbeleggen kiezen veel ondernemers voor beleggen in privé. Voor hen geldt:

  • de huidige fictie van 5,88 procent (en mogelijk 7,78 procent in 2026) kan flink hoger zijn dan het werkelijke rendement
  • negatieve jaren kunnen via tegenbewijs gerepareerd worden, maar positieve jaren niet
  • vanaf 2028 wordt werkelijke aanwas belast, wat betekent dat koersstijgingen ook zonder verkoop belast worden

Ondernemers die beleggen voor pensioenopbouw moeten hierdoor serieuzer kijken naar alternatieven zoals pensioen in eigen beheer in de bv (voor wie oude rechten heeft) of lijfrenteproducten.

3. Privé-vastgoed voor rendement

Voor ondernemers met een tweede woning of beleggingspand in privé:

  • het forfaitaire rendement voor overige bezittingen wordt hoog
  • werkelijke rendementen op vastgoed liggen vaak lager dan de fictie
  • waardestijgingen vanaf 2028 waarschijnlijk jaarlijks belast worden

Hier kan de keuze tussen privé en bv opnieuw kantelen. In een aantal situaties is vastgoed in de bv fiscaal aantrekkelijker geworden, vooral bij laag direct rendement en beperkte liquiditeit.

4. Geld uit de bv halen of juist laten staan?

Omdat box 3 verandert, verandert ook de optimale strategie voor ondernemers die:

  • dividend willen uitkeren
  • privéportefeuilles opbouwen
  • vermogen willen overhevelen naar kinderen via schenkingen
  • gaan emigreren of gedeeltelijk in het buitenland willen wonen

Zowel box 2-tarieven als box 3-belasting moeten in samenhang bekeken worden. De grens tussen “beleggen in de bv” en “beleggen in privé” verschuift door de hogere ficties in box 3.

Strategische aandachtspunten voor ondernemers tot 2028

  1. Herbereken de ideale verhouding privé/bv-vermogen
    Door de stijgende ficties is het vaak gunstiger geworden om meer vermogen in de bv te houden.
  2. Controleer of privévastgoed nog logisch is
    De belastingdruk stijgt sneller dan veel ondernemers verwachten.
  3. Maak jaarlijks een keuze tussen forfaitair of werkelijk rendement
    Zeker bij beleggingen met wisselende prestaties.
  4. Houd een volledige administratie van rendementen bij
    Dit wordt noodzakelijk voor de tegenbewijsregeling én straks voor het nieuwe stelsel.
  5. Plan dividenduitkeringen slimmer
    Een hogere belastingdruk in box 3 kan betekenen dat het fiscaal logischer is vermogen langer in de bv te laten.

Box 3 wordt zwaarder voor ondernemers maar met de juiste keuzes hoeft het geen valkuil te zijn

Voor ondernemers en dga’s heeft de nieuwe box 3 directe impact op vermogen, pensioenopbouw en strategische keuzes tussen privé en bv. De komende jaren draaien om goed rekenen, slim plannen en tijdig anticiperen op de overgang naar werkelijk rendement.