Internationale chauffeurs: welk arbeidsrecht is van toepassing?

23 mei 2017 09:02

Internationale chauffeurs: welk arbeidsrecht is van toepassing?

pellicaanOm te kunnen blijven concurreren, zijn transportondernemingen al jaren op zoek naar mogelijkheden om chauffeurs in dienst te nemen en te betalen via dochter- en zusterondernemingen in zogenaamde ‘lagelonenlanden’. Dit is logisch en begrijpelijk, indien de werkzaamheden van de chauffeurs daadwerkelijk en in overwegende mate in dat land worden verricht. Gezien de aard van het internationale transport is dit echter vrijwel nooit het geval en er ontstaat dan ook veel onduidelijkheid over welk (dwingend) recht van toepassing zou moeten zijn op de arbeidsovereenkomst van deze internationale chauffeurs.

Welk recht is van toepassing?

De vraag welk recht van toepassing is, dient te worden beantwoord aan de hand van uit Brussel opgelegde wetgeving (‘Rome I Verordening’) en de Detacheringsrichtlijn.

De hoofdregel van de Verordening houdt in dat een (arbeids)overeenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen (de rechtskeuze).

Tegen die achtergrond is het goed mogelijk dat een Nederlandse werkgever met zijn Poolse werknemer overeenkomt dat het Poolse recht op de arbeidsverhouding van toepassing zal zijn. Echter, voor internationale arbeidsovereenkomsten bepaalt de Verordening dat een rechtskeuze tussen werkgever en werknemer er niet toe mag leiden dat een werknemer de bescherming verliest van het (bijzonder dwingende) recht dat op zijn arbeidsverhouding van toepassing zou zijn, indien partijen geen rechtskeuze zouden hebben gemaakt.

Indien er geen rechtskeuze tussen partijen wordt gemaakt, wordt het recht van het land waarin de arbeid gewoonlijk wordt verricht, geacht op de arbeidsverhouding van toepassing te zijn. Dan dient te worden gekeken naar de plaats waar het centrum van de werkzaamheden zich bevindt, waar de werknemer het grootste deel van zijn tijd doorbrengt, vanuit welke plaats de werknemer zijn werkzaamheden organiseert en naar welke plaats hij terugkeert in verband met een voor zijn werk gemaakte buitenlandse reis.

De plaats waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht, is ook het geldende criterium in gevallen waarbij de arbeid in verschillende Europese landen wordt verricht (zoals in het geval van internationaal transport). Dit volgt uit de Europese Detacheringsrichtlijn. Die richtlijn beoogt onder meer om aan werknemers die tijdelijk in een land van de Europese Unie werken de arbeidsvoorwaarden van dat land toe te kennen, als die gunstiger zijn dan die van het land van herkomst.

De Detacheringsrichtlijn is in Nederland in aangepaste vorm in de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (WAGA) geïmplementeerd. De WAGA is van toepassing als een werknemer tijdelijk in een ander land werkzaamheden verricht. Deze werknemer verliest dan niet de aanspraak op dwingend recht uit het land waar hij gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht (denk aan cao, werktijden, vakantiedagen, minimumloon et cetera).

Criteria internationaal transport

Vanwege de aard van de arbeid in de internationale transportsector wordt rekening gehouden met alle elementen die de werkzaamheden van de werknemer kenmerken:

  • In welk land bevindt zich de plaats van waaruit de werknemer de transportopdrachten verricht, instructies voor zijn opdrachten ontvangt en zijn werk organiseert, alsmede de plaats waar de arbeidsinstrumenten (vrachtwagens) zich normaliter bevinden?
  • In welke plaatsen wordt het vervoer hoofdzakelijk verricht, in welke plaatsen worden de goederen gelost en naar welke plaats keert de chauffeur terug na zijn opdrachten?

Vastgesteld moet worden met welk land de meeste aanknopingspunten bestaan. Daarbij kunnen de navolgende aanvullende criteria een rol spelen: nationaliteit werknemer, waar belastingplichtig, welk sociaal verzekeringsstel, taal arbeidsovereenkomst, waar betaling van salaris, valuta salaris et cetera. Met andere woorden, indien een Nederlands transportbedrijf en een Poolse chauffeur overeenkomen dat de arbeidsverhouding wordt beheerst door het Poolse recht, dan kan de werknemer nog steeds aanspraak maken op (bijzonder dwingend) Nederlands recht, indien hij volgens bovengenoemde criteria zijn werkzaamheden gewoonlijk in Nederland verricht.

Uitspraak Hof ’s-Hertogenbosch van 2 mei 2017

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch wees recent op, 2 mei jl., een uitspraak (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2017:1873), die illustratief is voor de complexe wet- en regelgeving rondom grensoverschrijdende arbeid, in het bijzonder op het terrein van internationaal transport.

De feiten

Het ging hier om een internationaal transportbedrijf, waarvan het moederbedrijf is gevestigd in Nederland. Tot het concern behoren ook een Hongaars en Duits zusterbedrijf. De Hongaarse en Duitse chauffeurs hebben een dienstverband met deze Hongaarse onderneming en worden betaald volgens het Hongaarse en Duitse arbeidsrecht. Vakbond FNV en de buitenlandse werknemers stelden echter dat zij recht hebben op het (Nederlands) loon conform de Nederlandse cao Goederenvervoer.

Beschermingsbepalingen

In de cao Goederenvervoer is voorzien in de bescherming van internationale chauffeurs door middel van de zogeheten ‘charterbepaling’. Hierin is bepaald dat aan werknemers die tijdelijk in een land van de Europese Unie werken, de arbeidsvoorwaarden van dat land moeten worden toegekend, als die gunstiger zijn dan die van het land van herkomst. Deze charterbepaling is afkomstig uit de zogenaamde Europese ‘Detacheringsrichtlijn’.

Het gerechtshof stelde uiteindelijk vast dat de buitenlandse ondernemingen (in Hongarije en Duitsland), waarvoor de buitenlandse chauffeurs werkten, geen postbusfirma’s zijn, maar wezenlijke activiteiten verrichten. Wel vond een deel van de aansturing vanuit Nederland plaats.

Verder is niet gebleken dat de betreffende chauffeurs ‘gewoonlijk’ of ‘tijdelijk’ hun arbeid in Nederland verrichten. Het gaat om transporten die slechts voor een klein deel in Nederland plaatsvinden en voor het overgrote deel in het buitenland.

Om die reden achtte het gerechtshof de Detacheringsrichtlijn (en daarmee de charterbepaling) op deze casus niet van toepassing. Volgens het gerechtshof heeft de eerdergenoemde charterbepaling tot doel de bescherming die de Detacheringsrichtlijn geeft, te bevorderen. Die charterbepaling schept op zichzelf geen verplichting voor het Nederlandse transportbedrijf als de Detacheringsrichtlijn niet van toepassing is. Om die reden konden de buitenlandse chauffeurs en de FNV in deze zaak geen beroep doen op naleving van de charterbepaling, aldus het gerechtshof.

Dit vormt zo op het eerste gezicht een redelijke uitkomst. Vakbond FNV overweegt echter tegen deze uitspraak in cassatie te gaan bij de Hoge Raad, teneinde voor eens en altijd duidelijkheid te verkrijgen over dit grijze gebied in het internationale beroepsgoederenvervoer.

Vragen?

Vraagt u zich af welke gevolgen deze uitspraak heeft voor de arbeidsvoorwaarden van uw internationale chauffeurs, neem dan gerust telefonisch contact met mij op.

Richard Ouwerling

Pellicaan Advocaten N.V.

Tel: +31 (0) 88 627 22 87

http://www.pellicaan.nl/

terug

Reacties op dit artikel

Reactie plaatsen? Log in met uw account.

Om de gebruiksvriendelijkheid van onze website en diensten te optimaliseren maken wij gebruik van cookies. Deze cookies gebruiken wij voor functionaliteiten, analytische gegevens en marketing doeleinden. U vindt meer informatie in onze privacy statement.